De ruïne van het kasteel van Strijen
De ruïne aan de Hoofseweg, in de volksmond bekend als de Slotbosse toren, is een hoekpunt van de hoofdtoren van het kasteel van Strijen, een rechthoekige waterburcht. De 26 meter hoge toren kent 6 verdiepingen boven een kelder. Vanaf maaiveld is circa 5,5 verdieping zichtbaar. Aan de binnenkant van de ruïne zijn onder meer de resten zichtbaar van vensters, schietsleuven, een gewelf en een schouw met rookkanaal. De Slotbosse toren is vernoemd naar het bos dat de toren vroeger omringde.
De bouw van het eerste kasteel startte rond 1289, toen Willem IV van Strijen het terrein op de grens van het graafschap Holland en het hertogdom Brabant kocht. Aanvankelijk bevatte het terrein een bebouwde hoofdburcht met voorburcht en een enkele gracht. Na de aankoop van het terrein rond 1325 verbouwde de Hollandse edelman Willem van Duvenvoorde, destijds een van de machtigste en rijkste mannen van de lage landen, het kasteelterrein grootscheeps en verschenen onder andere een tweede watergracht en een aantal nieuwe gebouwen. Het terrein rond de toren is sinds de jaren 1974 meerdere malen door archeologen onderzocht. Direct ten westen van de huidige ruïne groef men een deel van de slotgracht op en werd veel aardewerk uit de 14de eeuw gevonden. Afval dat vanuit de hoofdburcht, beter gezegd de oorspronkelijke donjon, in de gracht is gegooid. Een bijzondere vondst is een vloertegel waarop met gele slib een hert is afgebeeld.
De vloertegel met slibdecoratie
De veertiende eeuw was de bloeiperiode voor het kasteel. Gelegen tussen de Hoofseweg in het oosten en de Oosterhoutse haven in het westen moet het een imposant geheel zijn geweest, met op de achtergrond de landelijke nederzetting van Oosterhout. Omwille van de watervoerendheid in de kasteelgrachten zijn tussen de haven van Oosterhout en het kasteelterrein de nodige waterwerken zoals sluizen aanwezig geweest. Met de realisatie van het waterpark aan de voet van de Slotbosse toren is een verbinding tussen dit verleden en het heden gemaakt.